Over het KMI
Van de meteorologie in samenspraak met astronomie tot aan de stichting van het KMI: een tijd van grote veranderingen
Adolphe Quetelet (Gent, 22 februari 1796 – Brussel, 17 februari 1874) is wetenschapper, stichter en directeur van de Koninklijke Sterrenwacht van Brussel, vast secretaris van de “Académie Royale des Sciences et de Belles-Lettres de Belgique” en grondlegger van de “physique sociale”.
1823
Adolphe Quetelet heeft een onderhoud met Baron Antoon-Reinhard Falck (1776-1824), Minister van Openbaar Onderwijs van het Koninkrijk der Nederlanden, waarin hij voorstelt om een sterrenwacht in de Zuidelijke Nederlanden op te richten. Falck stuurt Quetelet naar Parijs om gegevens te verzamelen over de werking van een sterrenwacht en vraagt hem een rapport op te stellen over de oprichting van een sterrenwacht in Brussel.
Het rapport "Sur la Formation D’un Observatoire Dans les Provinces Méridionales Du Royaume des Pays-Bas" wordt in de loop van 1824 aan Koning Willem I der Nederlanden voorgelegd.
1825
Adolphe Quetelet richt samen met Jean-Guillaume Garnier (1766-1840), professor in de Wiskunde aan de Universiteit Gent, het tijdschrift "Correspondance mathématique et physique" op. Na twee volumes laat Garnier de leiding van het tijdschrift over aan Quetelet.
1826
Koning Willem I der Nederlanden tekent de stichtingsakte van een Observatorium voor Sterrenkunde te Brussel op 8 juni 1826.
1827
In het Nederlandstalige tijdschrift "De vriend des Vaderlands", schrijft Adolphe Quetelet een artikel in het Nederlands (!) over de bevolkingstoename in het Koninkrijk der Nederlanden, waarin hij een exponentiële wet voordraagt.
Op 10 mei 1827 wordt de bouw van de sterrenwacht aanbesteed op het Stadhuis van Brussel en de bouwwerken aan de Schaarbeekse Poort gaan van start.
De eerste "regelmatige" absolute metingen van de magnetische declinatie en inclinatie worden vanaf oktober 1827 door Adolphe Quetelet uitgevoerd. Eerst in een landhuis te Elsene en later in de tuin van de, in aanbouw zijnde, Sterrenwacht te Brussel.
1828 - 1831
Op 9 januari 1828 wordt Adolphe Quetelet benoemd tot astronoom directeur van de Sterrenwacht, maar pas op 8 december 1830 wordt zijn aanstelling tot directeur van de Sterrenwacht van Brussel geconfirmeerd door het Centrale Comité van het Voorlopig Bewind van België. Hij legt op 13 april 1831 de eed van trouw aan de Regent, de Grondwet en de wetten van het Belgische volk af.
Op 7 september 1830 verbergt een groep Luikse vrijwilligers zich in de in opbouw zijnde sterrenwacht en beschadigen deze. Bovendien zijn er financiële problemen met het bestuur van de stad Brussel en de regering die de bouw vertragen. De directeur gaat in 1832 op de Sterrenwacht wonen, die nog onafgewerkt is. Het duurt nog geruime tijd vooraleer de Sterrenwacht met sterrenkundige instrumenten wordt uitgerust. Zo komt het dat Quetelet zich eerst gaat bezighouden met meteorologie, een wetenschap die toen nog op het programma van de meeste sterrenwachten stond.
1832
Adolphe Quetelet definieert de Quetelet-Index, d.i. een index die de verhouding tussen lengte en gewicht bij een persoon weergeeft, waarbij het lichaamsgewicht uitgedrukt in kilogram gedeeld wordt door het kwadraat van de lichaamslengte uitgedrukt in meter. Deze index wordt momenteel de "Body Mass Index (BMI)" genoemd en wordt veel gebruikt om een indicatie te geven van een eventueel onder- of overgewicht.
1833
1 januari 1833 is het begin van de klassieke meteorologische waarnemingen die 4 keer per dag op vaste tijdstippen gebeuren. Dit maakt de klimatologische tijdreeksen van Brussel-Ukkel tot één van de meest langdurige klimaatreeksen wereldwijd.
België is daarmee het eerste land ter wereld, waar men zich officieel met de meteorologie gaat bezighouden.
De weerkundige waarnemingen gedaan door Adolphe Quetelet op de Koninklijke Sterrenwacht van Brussel voor de maand januari 1836.
1834
Adolphe Quetelet maakt een overzicht van de historische, klimatologische waarnemingen. Dit toont aan dat hij belang hecht aan langdurige klimatologische tijdreeksen. Later zal deze inventaris verbeterd en aangevuld worden door verschillende onderzoekers op het Koninklijk Meteorologisch Instituut.
Adolphe Quetelet plaatst een aantal thermometers om de temperatuur van de bodem te meten vanaf de oppervlakte tot 24 voet (ongeveer 7.20 m) diep. Ook de temperatuur van het water in een put van ongeveer 60 voet (ongeveer 18 m) diep wordt gemeten, waarbij men opmerkt dat de temperatuur bijna niet verandertin de loop van het jaar.
1835
Grote astronomische instrumenten zoals de "Gambey meridiaankijker", de "muurcirkel" en het "equatoriaal van Troughton en Simms" worden geïnstalleerd.
Adolphe Quetelet gaat in op de vraag van de Engelse astronoom John Herschel (1792 – 1871) om als waarnemers de handen in elkaar te slaan om de bewegingen van de atmosfeer in de beide hemisferen te bestuderen. Tijdens zijn verblijf aan de Kaap de Goede Hoop stelt Herschel voor om meteorologische waarnemingen te doen van uur tot uur gedurende de 36 opeenvolgende uren tijdens de equinoxen en de solstices. Dit getuigt van een visie om wereldwijd simultane en frequente meteorologische waarnemingen te doen.
John Herschel (1792 – 1871) en Kaap De Goede Hoop
Bij zijn terugkeer naar Europa in 1838 geeft Herschel het idee op omdat de stations te ver van elkaar liggen om inzicht te krijgen in de beweging van de 'atmosferische golven'. Adolphe Quetelet, die ten volle achter het belang van een wereldwijd netwerk staat, zet toch door en beschikt in 1841 over de medewerking van 35 Europese stations waaronder de Belgische stations van Brussel, Leuven, Aalst en Gent. De resultaten worden gepubliceerd in de "Bulletins" van de Academie te Brussel. Maar ook Adolphe Quetelet wordt verplicht het idee op te geven door een gebrek aan medewerkers op de Koninklijke Sterrenwacht, een voortdurende klacht tijdens zijn directoraat. Het initiatief wordt doorgegeven aan Johann [von] Lamont (1805 –1879), directeur van de Bogenhausen Sterrenwacht bij München.
1837
De Sterrenwacht ontvangt het toestel voor het meten van de variaties van het magnetische veld, dat Carl Friedrich Gauss (1777-1855) heeft doen bouwen in Göttingen. Er ontstaat een netwerk van Sterrenwachten in een aantal Europese steden, waar met dit toestel simultane waarnemingen gedaan worden. Quetelet hoopt dat de Koninklijke Sterrenwacht van Brussel tot die associatie kan toetreden en er toelating zal gegeven worden tot het bouwen van een magnetisch paviljoen op het terrein van de Sterrenwacht.
Met de hulp van lokale autoriteiten plaatst Adophe Quetelet meridiaankijkers in Antwerpen, Gent, Brugge en Oostende.
1838
In het 10de deel van de "Correspondance mathématique et physique", uitgegeven door Adolphe Quetelet, publiceert Pierre-François Verhulst (1804-1849) zijn eerste artikel over de logistieke verdeling van de bevolkingsgroei. In de biologie modelleert deze wet de dynamiek van de Lotka-Volterra "prey-predator" relatie. In de Dynamische Meteorologie speelt deze wet een fundamentele rol bij de schatting van de fouten op de numerieke weervoorspellingen.
1839-1841
In de tuin van de Sterrenwacht start Quetelet met het maken van fenologische waarnemingen, die uitgevoerd worden tot aan zijn dood in 1874. De waarnemingen geschieden onder de patronage van de Academie en worden tot 1872 in de "Mémoires" gepubliceerd. In 1841 worden de fenologische waarnemingen, met deelname van verschillende waarnemers, uitgebreid tot andere stations in België (Leuven, Gent en Luik). Na stopzetting ervan in 1874, worden ze pas in het laatste decennium van de 19de eeuw hernomen door Jean Vincent op de nieuwe site te Ukkel. De fenologische tijdreeks van Quetelet en fenologische waarnemingen in het algemeen zijn zeer waardevol gebleken in het kader van het onderzoek naar klimaatveranderingen.
De magnetische waarnemingen (declinatie en inclinatie) worden verricht in een "cabinet magnétique", een constructie waarin geen ijzer gebruikt wordt en die op het einde van de tuin van de Sterrenwacht staat. Vanaf juni 1841, onder impuls van Carl Friedrich Gauss (1777-1855), worden de dagelijkse veranderingen van de declinatie, inclinatie, horizontale en verticale componenten regelmatig gemeten (5 metingen per dag). In 1890 worden de toestellen verplaatst naar Ukkel. Op 4 maart 1839 verschijnt het Koninklijk Besluit dat het reglement van de Koninklijke Sterrenwacht bevat.
1840
Eind 1840 verwerft Adolphe Quetelet een Osler apparaat, zijnde een zelf-registrerende wind- en pluviometer. Het toestel is ontworpen door Abraham Follett Osler (1808-1903), een Engelse glasmaker en meteoroloog.
1842
Het begin van de actinometrische waarnemingen, oftewel waarnemingen in verband met de straling.
1844
Begin van de waarnemingen van de luchtelektriciteit.
Adolphe Quetelet komt vrij vlug tot de bevinding dat de meteorologische en geofysische waarnemingen slechts zin hebben als ze gelijktijdig op internationale schaal worden uitgevoerd. Hij is dan ook een pionier op het gebied van de nauwe samenwerking tussen de verschillende Nationale Meteorologische Diensten.
1845
In de Academie te Brussel wordt de klasse der "Schone Kunsten" gesticht. Er komt een nieuw statuut voor de "Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-arts de Belgique" met drie gescheiden klassen.
1845-1849
Het mislukken van de aardappeloogsten in de jaren 1845-1849 is de aanleiding tot de laatste "subsistance crisis" in vredestijd in Europa. De directe aanleiding is de tot dan toe onbekende schimmel, de "phytophtera infestans". Deze schimmel, geholpen door vochtige atmosferische omstandigheden, veroorzaakt een onvoorstelbare misoogst. In het jaar 1845 gaat in Vlaanderen 90 % van de oogst verloren. De tol van deze hongersnood wordt geschat op 50.000 extra overlijdens.
Charles Morren (1807-1858), hoogleraar in de botanica aan de Universiteit te Luik, stelt in augustus 1845 als eerste vast dat een schimmel de oorzaak was.
Louis Matthys, apotheker, voert in Brugge meteorologische waarnemingen uit en wijt de ziekte aan de abrupte veranderingen van de temperatuur en de excessieve vochtigheid van de bodem en de atmosfeer door de aanhoudende en veelvuldige neerslag.
1849
Jean-Charles Houzeau (1820-1888) die later de tweede directeur van de Sterrenwacht zal worden, wordt in 1844 toegelaten als aanvullende werkkracht en in september 1846 aangesteld als hulp. In 1844 neemt hij deel aan de aardmagnetische waarnemingen en aan het rekenwerk voor de reductie van waarnemingen. J.-C. Houzeau zit op 25 maart 1849 een republikeins banket voor. Ondanks de steun die hij geniet van Adolphe Quetelet, wordt zijn benoeming in april 1849 door minister Charles Rogier nietig verklaard op basis van zijn republikeinse ideeën.
Adolphe Quetelet publiceert het werk "Sur le Climat de la Belgique" waarin hij zijn klimatologische waarnemingen, gemaakt op de Sterrenwacht, valideert. De klimatologische waarnemingen van de andere Belgische stations blijven spijtig genoeg zeer beperkt, waardoor "Sur le Climat de Bruxelles" een betere titel had geweest.
Charles Morren (1807-1858), professor in de botanica aan de Universiteit te Luik, geeft de naam "fenologie" aan de nieuwe wetenschap die de verschillende fases van de groei van de planten in de loop van de tijd bestudeert. Hij beslecht hiermee een wetenschappelijke discussie met Adolphe Quetelet die de naam "Observations des phénomènes périodiques du règne animal et du règne végétal" had voorgesteld. Het is echter de benaming "fenologie" die de tijd zal overleven.
1851
Door het Koninklijk Besluit van 15 mei 1851 wordt op de Sterrenwacht van Brussel een speciaal depot van instrumenten geïnstalleerd, dat de wetenschappelijke geest moet stimuleren. De meridiaankijkers opgesteld in enkele steden van het land, horen ook tot dit depot.
Om een volledig systeem van meteorologische waarnemingen op te stellen, moeten de waarnemers hun waarnemingen naar de directeur van de Sterrenwacht sturen.
1851-1852-1853
Adolphe Quetelet probeert een meetnet van agro-meteorologische waarnemingen op te richten in de Belgische landbouwscholen van Verviers, Habay bij Aarlen (Château de la Trapperie), Leuze, Chimay, Ostin bij Namen, Thourout (Torhout) en Tienen. De leraren landbouwkunde worden verplicht dagelijks de klassieke klimatologische waarnemingen te verrichten en starten hiermee in 1852.
Hoewel veelbelovend, worden deze waarnemingen helaas stopgezet na één of twee jaar. Men kan aannemen dat de opgelegde klimatologische taak te zwaar doorwoog op het uurrooster van de leraars en bovendien worden verschillende van de landbouwscholen opgeheven of hervormd in 1855.
1853
In augustus-september 1853 vindt in Brussel de Internationale Conferentie voor Maritieme Meteorologische Waarnemingen plaats, een initiatief van de Amerikaan Matthew Fontaine Maury (1806 – 1873). Adolphe Quetelet wordt tot voorzitter van de conferentie gekozen, waardoor de naam Quetelet voor altijd aan deze conferentie verbonden blijft.
Volgende landen zijn vertegenwoordigd: België, Denemarken, de Verenigde Staten van Amerika, Frankrijk, Groot-Brittannië, Noorwegen, Nederland, Portugal, Rusland en Zweden. Naast Quetelet is Victor Lahure (°1806), algemeen directeur van de Belgische Marine, de tweede Belgische deelnemer aan de conferentie. Heel kort na de conferentie verschijnen de verslagen, zowel in het Frans als in het Engels. Deze conferentie is instrumenteel voor het verrichten van meteorologische waarnemingen op zee en leidt tot minder lange zeereizen.
1854
Een brief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, gedateerd op 19 mei 1854, duidt de Directeur van de Sterrenwacht aan om de meteorologische logboeken, die aan boord van Belgische schepen gehouden worden, te coördineren. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zal volgens de resoluties, aangenomen door de Maritieme Conferentie van 1853, de logboeken overmaken. In zijn overzicht van het jaar 1855 noteert Adolphe Quetelet dat er nog geen maritieme logboeken op de Sterrenwacht zijn aangekomen.
1855
Adolphe Quetelet wordt in juli 1855 getroffen door een aanval van apoplexie (beroerte) waardoor hij niet meer in staat is om alle aangegane verbintenissen naar behoren te vervullen. Hij vraagt dat zijn zoon, Ernest Quetelet (1825-1878), als hulp op de Sterrenwacht wordt aangesteld.
1862
Op 1 februari 1862 stijgt het waterpeil van de Maas heel snel waardoor de hele Maasvallei, van Dinant tot Maastricht, overstroomt. Het sneeuwpak, dat de hoger gelegen gedeelten van het Maasbekken in Frankrijk bedekte, is immers snel gesmolten door de regen en de temperatuur van de dagen die hieraan voorafgingen.
1867
Op vraag van de Franse astronoom Urbain Le Verrier (1811-1877), richt Adolphe Quetelet in 1867 een Belgisch meetnet op voor het waarnemen van onweders met als doel een atlas van onweders in onze streken op te stellen. Dit meetnet zou later een uitbreiding worden van het bestaande Franse meetnet. Van 1869 tot 1877 worden de waarnemingen gepubliceerd in de "Annuaire de l’Observatoire Royal de Bruxelles". Het initiatief overleeft Adolphe Quetelet en wordt verdergezet door Albert Lancaster. Op het einde van de 20ste eeuw krijgt het een moderne vorm dankzij het inrichten van het SAFIR-meetnet.
1873-1874
In september 1873 heeft het eerste internationaal meteorologisch congres plaats in Wenen, gevolgd door een tweede vergadering van het permanent comité in Utrecht in september 1874. Verschillende punten op de agenda van de vergadering gaan over de normalisatie van de instrumenten, de waarnemingen en de gebruikte symbolen in de meteorologie en de maritieme meteorologie.
1874
Op 17 februari 1874 overlijdt Adolphe Quetelet te Brussel.
1874-1876
In mei 1874 wordt een commissie aangesteld die zich moet buigen over de toestand van de Sterrenwacht. Het rapport van de commissie vraagt diepgaande en radicale wijzigingen in de structuur van de Sterrenwacht. De beslissingen, zowel wat de veranderingen betreft als voor de benoeming van een nieuwe directeur, laten echter op zich wachten. Hierdoor bekleedt Ernest Quetelet (1825-1878), zoon van Adolphe Quetelet, gedurende twee jaar de post van interim directeur van de Sterrenwacht.
1876
Jean-Charles Houzeau [de Lehaie] (1820-1888) wordt gevraagd om directeur van de Sterrenwacht te worden. Aanvankelijk houdt hij zijn antwoord in beraad om na de positieve tussenkomst van Jean-Servais Stas (1813-1891) en Jean-Baptiste Joseph Liagre (1815-1891) de opdracht te aanvaarden. In maart1876 wordt hij benoemd en hij treedt effectief in dienst op 17 juni 1876.
Houzeau belast François Van Rijsselberghe (1846-1893) om via de analyse van meteorologische kaarten een weervoorspelling op te maken. Op 26 september 1876 wordt het eerste weerbulletin aangemaakt. Het is een proefbulletin, dat een kaart met de waarden van de luchtdruk van de vorige dag en een voorspelling bevat.
Vanaf 1 januari 1877 neemt het "Bulletin météorologique" zijn definitieve vorm aan. Het wordt opgemaakt op basis van de meteorologische gegevens van 43 Europese stations die per telegraaf aan de Sterrenwacht worden overgemaakt. De dagelijkse weerkaart wordt om 4 uur ’s namiddags door François Van Rysselberghe en hulp-meteoroloog Jean Vincent (1851-1932) opgemaakt. Hiermee plaatst België zich wereldwijd op de zevende plaats van de landen die dagelijks kaarten aanmaken voor de weervoorspelling gebaseerd op de analyse van synoptische kaarten.
Kaart van de weervoorspellingen van 1 september 1876 aangemaakt door François Van Rysselberghe met de kaart van de atmosferische druk en een kaart van de temperaturen.
Vanaf september 1879 houdt François Van Rijsselberghe zich enkel nog occasioneel met de weervoorspelling bezig. Circa 1876 construeert hij, samen met zijn mechanicus Théodore Schubart, een getijdenpeilmeter die op het staketsel in Oostende geplaatst wordt. Na zijn vertrek uit de Sterrenwacht in 1882 wordt voor langere tijd minder aandacht besteed aan de weervoorspelling. François Van Rijselberghe wordt hoogleraar elektrotechniek aan de School voor Ingenieurs te Gent. Hij wordt tevens gezien als een voorloper van de moderne telefonie.
Het klimatologisch meetnet van België, quasi onbestaande na het overlijden van Adolphe Quetelet, wordt door Houzeau opgericht. Binnen één jaar na zijn indiensttreding neemt het aantal klimatologische stations in België toe van praktisch geen tot 15 stations. In 1879 telt het netwerk 33 klimatologische stations, de pluviometrische stations niet meegerekend. De Belgische meetnet is wereldwijd één van de dichtste. Het is Albert Lancaster (1848-1908) die verantwoordelijk is voor het in een recordtijd oprichten van het klimatologische meetnet. Het klassieke klimatologische meetnet van het huidige Koninklijk Meteorologisch Instituut heeft nog steeds het meetnet van Houzeau / Lancaster als patroon.
1877-1880
Als gevolg van de conferenties van 1873 in Wenen en van 1874 in Utrecht, organiseren België en Nederland onder leiding van J.-C. Houzeau en C.-H.-D. Buijs-Ballot (1817-1890) meteorologische waarnemingen in de zogenoemde internationale stations. Voor België zijn dit Brussel (Koninklijke Sterrenwacht), Aarlen (Passau), Veurne (De Cae) en Maaseik (Pierrot) en voor Nederland zijn het Leeuwarden, Tilburg, Vlissingen en Maastricht. De Belgische stations werken vanaf 1 januari 1877 en zijn per telegraaf met de Sterrenwachtverbonden. Hun waarnemingen worden gepubliceerd in een jaarlijkse gezamenlijke publicatie.
Een commissie opgericht door de conferenties in Wenen (1873) en Utrecht (1874) buigt zich over de bepaling van de waarnemingsuren die zo goed mogelijk de gemiddelde dagtemperatuur moeten weergeven, en raadt het gelijktijdig gebruik van maximum- en minimum- thermometers aan. Deze suggestie zal leiden tot de definitie van de klimatologische gemiddelde dagtemperatuur, die nog steeds wereldwijd gehanteerd wordt. Hierbij neemt men het rekenkundig gemiddelde van dedagelijkse minimum- en maximumtemperatuur, waarbij de maximumtemperatuur op de vorige dag wordt ingeschreven.
1877-1885 / 1889-1898
In 1877 wordt een "Commission de l’Observatoire" aangesteld, die belast wordt met de inspectie van de Sterrenwacht. Dit maakt een einde aan de tijd van het alleenbestuur à la Quetelet. De leden van deze commissie zijn François Folie (1833-1905), Jean-Baptiste Joseph Liagre (1815-1891), Edouard Mailly (1810-1891), Jean-Servais Stas (1813-1891) en J.E. Van Haverbeke (1812-1907), die in 1879 vervangen wordt door L. Petit. In 1889 worden zowel de commissie als de samenstelling ervan hervormd.
François Folie (1833-1905), Jean-Baptiste Joseph Liagre (1815-1891), Edouard Mailly (1810-1891) (Copyright http://wiki.arts.kuleuven.be/wiki/index.php/File:Mailly.JPG), Jean-Servais Stas (1813-1891)
1878
Vanaf 1838 tot 1878 worden de wetenschappelijke werken van de Sterrenwacht gepubliceerd in de "Annales de l’Observatoire de Belgique", gesticht door Adolphe Quetelet.
J.C. Houzeau splitst de "Annales de l’Observatoire de Belgique" in twee nieuwe reeksen volgens de disciplines sterrenkunde en meteorologie. Dit worden de "Annales de l’Observatoire royal de Belgique (nouvelle série), Annales Astronomiques" en de "Annales de l’Observatoire (nouvelle série), Annales météorologiques ". Deze laatste reeks bevat niet alleen de meteorologische teksten maar ook alle teksten met betrekking tot de Fysica van de Aarde.
1878 – 1882
Op vraag van J.C. Houzeau maakt Léopold Estourgies van de Sterrenwacht enkele geïsoleerde waarnemingen van het aardmagnetisch veld in België.
1880
J.C. Houzeau moedigt de stichting aan van het tijdschrift "Ciel et Terre, Revue populaire d’Astronomie et de Météorologie" waarvan het eerste nummer verschijnt op 1 maart 1880.
Het tijdschrift speelt een belangrijke rol in het processus volksopvoeding in verband met de sterrenkunde, de meteorologie, de geofysica en soortgelijke vakken. Het bestaat nog steeds en groepeert zowel amateurs als professionelen uit deze vakdomeinen.
1881
De Koninklijke Sterrenwacht van Brussel neemt deel aan de internationale tentoonstelling "Exposition d’Électricité" die van 15 augustus tot 15 november 1881 in het "Palais de l’Industrie" op de "Champs-Élysées" te Parijs gehouden wordt. De catalogus van de tentoonstelling vermeldt de meteorograaf en telemeteorograaf van Van Rysselberghe en ook het project voor internationale telemeteorologie. Ook Théodore Schubart, ingenieur-mechanicus te Gent, wordt voor de meteorograaf van Van Rysselberghe vernoemd.
Registraties van de telemeteorograaf van Van Rysselberghe met van boven naar beneden toe de grafieken van de psychometer, de udometer (pluviometer), de windvaan en de barometer corresponderend met de periode van 7 augustus (middag) tot 12 augustus (middag) 1880.
1882
In april 1882 worden op de in de Noordzee geankerde lichtschepen West-Hinder en Wielingen meteorologische waarnemingen en waarnemingen van het zeewater gestart. Het lichtschip West-Hinder ligt op 36 km NNE van Duinkerken en de Wielingen op 5,5 km NNE van Heist.
1883
J.C. Houzeau geeft zijn ontslag als directeur van de Sterrenwacht. Hij schrijft: "Er bestaat in Europa geen enkele instelling waar zo gevarieerde studies, die in wezen dan nog dikwijls gans verschillend zijn, onder éénzelfde bestuur zijn samengebracht. Hoe meer de tijd verliep, hoe minder ik mij bekwaam achtte al deze verschillende wetenschappen te kennen."
Zijn wijze woorden worden niet gehoord. Eind december 1883 wordt de directie van de Sterrenwacht voor twee jaar toevertrouwd aan een "Comité directeur" bestaande uit Jean-Servais Stas, Jean-Baptiste Liagre en Édouard Mailly. In mei 1885 wordt François Folie (1833-1905) de nieuwe directeur. Na 12 jaar dienst neemt hij in maart 1897 vrijwillig ontslag en wordt tot september 1898 door de meteoroloog Charles Hooreman (1836-1903) opgevolgd.
1886
Walthère Spring (1848-1911), professor aan de Universiteit te Luik, meet het CO2 gehalte in de Luikse agglomeratie en vindt hoge waarden. Wanneer hij hieraan de toenmalige Luikse klimatologische gegevens koppelt, komt hij tot de ontdekking dat er zich een lokale opwarming op basis van het broeikaseffect voordoet. Het volledige artikel verschijnt in het "Mémoires couronnés" van de "Académie royale de Belgique" in het jaar 1886. Een korte versie van het artikel wordt hetzelfde jaar in het tijdschrift "Ciel et Terre"op de Sterrenwacht gepubliceerd. Spring is een voorloper van Svante Arrhenius (1859-1927), die zijn ophefmakende artikelover de globale opwarming ten gevolge van het broeikaseffect 10 jaar later zal publiceren!
1887
Op de stralingstoren in Ukkel wordt gestart met de metingen van de zonneschijnduur met de Campbell-Stokes radiometer.
1889
François Folie sticht een nieuwe afdeling in de fysische astronomie, namelijk deze van de astronomische fotografie. Wilhelm Prinz (1857-1910) wordt met deze taak belast en maakt prachtige foto’s van de maan.
1890
In juni 1890 verhuist de Sterrenwacht naar zijn nieuwe locatie op het Plateau te Ukkel. De architect van het nieuwe complex is Octave Van Rysselberghe (1855-1929), broer van de beroemde schilder Théo Van Rysselberghe (1862-1926) en van de meteoroloog / elektromechanicus François Van Rysselberghe (1846-1893). Er wordt gebouwd van 1886 tot en met 1890.
Van juli 1886 tot en met november 1890 worden meteorologische waarnemingen simultaan op de oude en de nieuwe site verricht. Lancaster bestudeert deze twee simultane waarnemingsreeksen, die zullen toelaten om de temperatuurreeks Brussel - Ukkel te homogeniseren. Sommige meteorologische waarnemingen worden verder gezet tot eind 1890 op de oude site van de Sterrenwacht.
1890-1891
In oktober 1890 en in april en mei 1891 wordt een eerste reeks waarnemingen uitgevoerd om het verschil in longitude tussen de Sterrenwachten in Brussel en in Ukkel te evalueren. Voorlopige schattingen geven een waarde aan gelegen tussen 2,25 en 2,30 seconden.
1892
Door de wet van 29 april 1892 wordt in België op 1 mei 1892 de "wettelijke tijd" ("temps officiel") ingevoerd, namelijk de middelbare tijd van Greenwich geteld van 0 tot 24 uur (0 uur komt overeen met middernacht te Greenwich).
Dit betekent dat er een verschil ontstaat tussen de lokale tijd en de wettelijke tijd, waardoor de meteorologische waarnemingen van 8 uur lokale tijd vanaf 1 mei 1892 in Ukkel om 7:43 uur en in Luik om 7:38 uur wettelijke tijd gedaan worden. Gedurende een korte periode worden in Ukkel twee sets van waarnemingen verricht: één om 7:43 uur en één om 8:00 uur wettelijke tijd.
1893-1896
Henri Walravens (1859-1913), assistent bij de Meteorologische Dienst van de Koninklijke Sterrenwacht van België, construeert een registrerende pluviometer waarmee hij een gouden medaille behaalt op de Internationale Tentoonstelling van Antwerpen in 1894. Het toestel wordt in de volgende jaren vervangen door een Hottinger pluviograaf en vanaf mei 1898 door een Hellmann-Fuess pluviograaf. Deze pluviograaf ligt aan de basis van de hoog-frequente tijdreeks van de neerslag in Ukkel. De waarnemingen met de Hellmann-Fuess pluviograaf worden in 2008 stopgezet, wat een einde maakt aan de meer dan honderdjarige loopbaan van het instrument en bijgevolg ook aan de instrumentele homogeniteit van de reeks.
1894
De "Société Belge d’Astronomie", met Fernand Jacobs (1870-1926) als eerste voorzitter, wordt opgericht te Sint-Joost-ten-Noode en groepeert zowel amateur- als beroepsastronomen.
Fernand Jacobs (1870-1926), President-Stichter van de Koninklijke Aeroclub van België, van de “Société Belge d’Astronomie et Météorologie”, Vice-President van de Internationale Aeronautische Federatie.Vice-President van de Internationale Aeronautische Federatie.
In de "Annuaire" van de Koninklijke Sterrenwacht van België van 1894 publiceert Jean Vincent de "Instructions pour l’observations des phénomènes périodiques" waarbij opnieuw de term van Quetelet gebruikt wordt.
In het jaar 1896 gebeuren op de nieuwe site van Ukkel de eerste fenologische waarnemingen voor houtachtigeplanten, en in 1906 worden deze gevolgd door de eerste fenologische waarnemingen voor kruidachtige planten. Deze reeks fenologische waarnemingen gaat ononderbroken door tot in 1983, wanneer ze door een memorandum voor het "optimaliseren" van de klimatologische waarnemingen afgeschaft worden.
Opandere Nationale Meteorologische Diensten (NMSs) gaan deze fenologische waarnemingen wel verder en kunnen de wetenschappers de lange tijdreeksen gebruiken om een opwarming van het klimaat aan te tonen, gezien de integrerende rol van de fenologische veranderlijken.
1896
Op initiatief van Fernand Jacobs, voorzitter van de "Société Belge d’Astronomie", worden twee meteorologische stations in de Congo Vrijstaat opgericht: één in Kisantu, Bas-Congo en één in Tchimbane, Kasai. Jean Vincent stelt instructies op voor de uitvoering van meteorologische waarnemingen in de tropische gebieden en publiceert de waarnemingen in het tijdschrift van de vereniging, "Bulletin de la Société Belge d’Astronomie". De reeksen behoren tot de vroegste klimatologische waarnemingsreeksen in het Congobekken.
1897-1899
Een Belgische expeditie onder leiding van Adrien de Gerlache de Gomery (1866-1934) op het onderzoeksschip de "Belgica", is de eerste die een overwintering maakt in Antarctica. Georges Lecointe (1869-1929), marine officier en tweede in bevel op de Belgica, wordt in 1900 wetenschappelijk directeur van de Astronomische Dienst van de Sterrenwacht. In 1913 wordt hij de eerste directeur van de Koninklijke Sterrenwacht van België en in 1925 neemt hij ontslag als directeur. Onder de bemanning van de Belgica bevindt zich ook de Poolse wetenschapper Henryk Arctowski (1871-1958) van de Meteorologische Dienst van de Koninklijke Sterrenwacht van België, van wie de meteorologische waarnemingen in Antarctica een grote wetenschappelijke waarde blijven behouden.
1897-1898
Ondanks het ontslag van François Folie als directeur in maart 1897, blijft de regering doof voor zijn betoog, waardoor België het enige land blijft waar sterrenkunde en meteorologie zich onder één leiding bevinden. De regering legt echter een hervorming vast bij Koninklijk Besluit van 30 augustus 1898. Vanaf die datum wordt het werk van de Koninklijke Sterrenwacht van België verdeeld over twee aparte diensten: de Dienst Sterrenkunde en de Dienst Meteorologie. De Dienst Sterrenkunde wordt belast met desterrenkunde en de studie van de vragen over de fysica van de aarde.
Bij Koninklijk Besluit van 2 september 1898 wordt de functie van Directeur van de Sterrenwacht afgeschaft en vervangen door twee wetenschappelijk directeurs: de eerste voor de Dienst Sterrenkunde, Charles Lagrange (1851-1932), de tweede voor de Dienst Meteorologie, Albert Lancaster (1848-1908). Deze hervorming impliceert ook de aanstelling van een administrateur-inspecteur, Edouard Goedseels (1857-1928), bevoegd voor de uitvoering van de reglementen en de dienstorders. Dewetenschap gaat er echter niet op vooruit en zeker niet de meteorologie, die stiefmoederlijk behandeld wordt.
Beide wetenschappelijke directeurs leven op gespannen voet met de administrateur-inspecteur.
Charles Lagrange neemt in 1898 ontslag als Directeur van de Dienst Sterrenkunde omdat hij niet onder het toezicht wou staan van een administrateur-inspecteur. Dit ontslag wordt pas in oktober 1900 door de minister aanvaard. Tijdens de ontslagperiode van Lagrange is Louis Niesten (1844-1920) de dienstdoende wetenschappelijk Directeur voor de Dienst Sterrenkunde. Edouard Goedseels behoudt zijn functie, zowel voor de Koninklijke Sterrenwacht als voor het Koninklijk Meteorologisch Instituut, dat in 1913 een onafhankelijke instelling wordt.
Artikels over sterrenkunde en meteorologie blijven respectievelijk gepubliceerd worden in de "Annales astronomiques" en de "Annales météorologiques", terwijl vanaf 1900 artikels over geofysica verzameld worden in een nieuwe publicatie: "Annales de l’Observatoire royal de Belgique (nouvelle série), Physique du Globe".
1898
In november 1898 wordt Albert Lancaster de eerste directeur van de Meteorologische Dienst van de Koninklijke Sterrenwacht. Hij wenst systematische peilingen van de atmosfeer met "vliegers" te verrichten, maar zijn vraag voor kredieten voor de aankoop van registreertoestellen wordt afgewezen en de proefnemingen worden gestopt. Lancaster slaagt er niet in het reglement van 1898, dat een meteoroloog en twee adjunct-meteorologen voorzag, te veranderen terwijl de Dienst voor Sterrenkunde over vier astronomen en vijf adjunct-astronomen beschikte.
De "Société Belge d’Astronomie" breidt zijn wetenschappelijke activiteit uit en lanceert op 8 juni 1898 een bemande ballonom de atmosfeerte bestuderen. De ballon wordt bestuurd door astronaut Thielen Charles Fiévez (1844-1890), assistent aan de Koninklijke Sterrenwacht en verantwoordelijk voor de meteorologische waarnemingen in de ballon.
De "Société Royale de Médecine Publique" draagt Albert Lancaster en Eugene Meuleman (1865-1932) op een rapport over de klimatologie van Congo samen te stellen. In 1898 wordt het werk "Le climat du Congo" gepubliceerd, een eerste klimaatstudie van Centraal Afrika.
1899
Wilhelm Prinz (1857 - 1910), assistent geofysica op de Koninklijke Sterrenwacht, realiseert de eerste declinatiekaart voor België op basis van 19 metingen door Louis Niesten (1844-1920).