Nieuws en info
Wolkengeslachten
De Brit Luke Howard lag in het begin van de 19de eeuw aan de basis van het indelen van de bewolking in zogenaamde wolkengeslachten. Deze wolkennomenclatuur werd later verder verfijnd tot op de dag van vandaag. Evenwel blijft de basisstructuur van de wolkenindeling overeind en kunnen we in grote lijnen spreken van twee indelingen: naar hoogte en naar verticale opbouw. Er zijn wolkentypes die eerder een gelaagde opbouw hebben waarbij de horizontale extentie veel groter is dan de verticale groei. We spreken dan van stratiforme of gelaagde wolken.
Er zijn ook wolkentypes die een al dan niet uitgesproken verticale opbouw hebben en we spreken dan van cumuliforme wolken of stapelwolken. Stapelwolken worden gevormd wanneer de atmosfeer onstabiel is. De belangrijkste stapelwolken zijn cumulus en cumulonimbus. Gelaagde wolken worden gevormd in een stabiele atmosfeer waarin de lucht gedwongen wordt te stijgen, bijvoorbeeld langs een warmtefront.
Naast deze eerste indeling, kan er ook gekeken worden naar de hoogte waarin een wolk zich hoofdzakelijk situeert. Komt een wolkentype voor in de lagere luchtlagen, dan wordt er geen voorzetsel gebruikt. Komt de wolk voor in de middelhoge luchtlagen, dan wordt het voorzetsel 'alto' gebruikt. Wanneer de wolk zich situeert in de bovenste laag van de troposfeer wordt het voorzetsel 'cirro' gebruikt.
Er worden 10 wolkengeslachten onderscheiden:
Wolkensoort | Wolkengeslacht | Afkorting |
Lage bewolking | ||
Cumulus | Cu | |
Cumulonimbus | Cb | |
Stratocumulus | Sc | |
Stratus | St | |
Middelhoge bewolking | ||
Altocumulus | Ac | |
Altostratus | As | |
Nimbostratus | Ns | |
Hoge bewolking | ||
Cirrocumulus | Cc | |
Cirrostratus | Cs | |
Cirrus | Ci |
Men kan de wolken ook indelen naargelang de hoogteniveaus waarin ze voorkomen. Hierbij zijn er 4 families (hoogten geldig voor de gematigde streken):
1. Lage bewolking (0 tot 2 km): stratus en stratocumulus. Stratus kan een zeer lage wolkenbasis hebben.
2. Middelhoge wolken (2 tot 6 km): altostratus, altocumulus en nimbostratus. Nimbostratus heeft vaak een wolkenbasis beneden 2 km maar strekt zich vooral toch uit in de middenniveaus.
3. Hoge wolken (6 tot 13 km): cirrus, cirrostratus en cirrocumulus.
4. Verticaal ontwikkelde bewolking: cumulus en cumulonimbus. Deze wolken kunnen tegelijk in de drie vermelde niveaus voorkomen. De basis van deze stapelwolken bevindt zich soms zeer laag, mogelijk op slechts enkele honderden meter hoogte. De top van een cumulonimbus kan in onze streken in de zomer reiken tot bijvoorbeeld 13 km hoogte. Cumuluswolken kunnen bescheiden zijn in omvang maar kunnen ook meerdere kilometers hoog worden.
De vermelde wolken komen voor in de troposfeer, de onderste laag van de atmosfeer. Maar ook veel hoger in de atmosfeer kunnen nog wolken voorkomen: lichtende nachtwolken en parelmoerwolken. Zij beïnvloeden het weer echter niet.
Naar de nieuwe wolkenatlas van het WMO...