Nieuws en info
Onweer (cluster)
Meercellig onweer is één van de vier onweertypes en het is de meest voorkomende vorm. Omdat er vele cellen tegelijk voorkomen spreekt men ook van clusters of verzamelingen van onweerscellen. Af en toe kunnen meercellige onweders zich organiseren in een lijnvorm en ontstaat een zogenaamde squall line.
Meercellig onweer bestaat uit meerdere cellen die zich in verschillende ontwikkelingsfasen bevinden: groeifase, volwassen fase of eindfase (zie figuur bij eencellig onweer). Elke cel bezit een warme stijgstroom en een koude daalstroom die door het uitstromen aan de grond een nieuwe stijgstroom kan forceren. Een oudere cel creëert dus een nieuwe cel. De afzonderlijke cellen overleven niet lang maar het hele complex van moeder- en dochtercellen kan urenlang bestaan. Zo kan er bijvoorbeeld per 10 minuten een nieuwe cel ontstaan en uiteindelijk kan het in totaal gaan om ongeveer 30 cellen die zich hebben gevormd.
De reden waarom er nieuwe cellen ontstaan is verbonden aan het verloop van de wind met de hoogte. Bij eencellig onweer is de toename van zowel de windkracht als de windrichting beperkt zodat daal- en stijgstroom elkaar hinderen en de cel snel uitdooft. Bij meercellig onweer is het vooral de windsnelheid die met de hoogte toeneemt, de windrichting wijzigt niet echt veel. Het gevolg is dat daal- en stijgstromen nu beter gescheiden lopen.
Geclusterde onweerscellen kunnen al flink wat schade aanrichten: veel neerslag met wateroverlast, vrij grote hagelstenen en zware windstoten.
Onderstaande schema (multicell) toont een multicell, bekeken van boven (boven) en van opzij (onder). Cel A is in het uitsterfstadium en is op dit ogenblik aan het uitregenen (de rode gebieden). De voeding van warme lucht (de rode pijlen) is in deze cel reeds uitgestorven ten gunste van de koele daalstroom (blauwe pijlen). Cel B is volledig ontwikkeld en de neerslag staat op het punt de grond te bereiken. De voeding voor deze cel is nog in volle activiteit. Cel C en Cel D zijn nog in hun groeifase die wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een warme voeding terwijl er nog geen significante neerslagzone in de wolk gevormd is.